donderdag 28 maart 2013

Stropdas bij Van Tilburg


"Ik zal," zei ik, "echt nooit een stropdas dragen
En evenmin hijs ik me in een pak.
Ik voel me anders niet op mijn gemak.
Ik doe het niet, hoe vaak ze dat ook vragen."

Toch was ik een keer in mijn levensdagen
Toen het gevraagd werd voor verzet te zwak
En droeg ik tot mijn eigen onbehagen
Een stropdas, o wat zat dat ding toch strak.

Dat was destijds voor het robijnen feest
Van hen van wie ik met hun dochter huwde.
Ik was, waar ik hem kocht, nog nooit geweest.

Dat zij mij in die zaak naar binnen duwde,
Het staat mij nog heel helder voor de geest
En hoe ik van Van Tilburgs dassen gruwde.

Fietsen door Vorstenbosch

Ze moeten er nog zijn, de bandensporen
Van toen, gezeten op mijn stalen ros,
Ik door de straten reed van Vorstenbosch
Op weg naar Uden, waar ik ben geboren.

Dat tochtje kon mij altijd zeer bekoren
En weekte iets nostalgisch in mij los.
Ik reed flink door, met op mijn wang een blos,
De wind soms in de rug en soms van voren.

Nu echter is mijn moeder overleden
En voel ik het voorbijgaan van de tijd
Als ik door Vorstenbosch heen kom gereden.

Hoe vaak ik ook nog door dit dorpje rijd
Er is geen kans meer dat zij in het heden
Mij straks met thee en appeltaart verblijdt.

Scoren in Nistelrode

Ooit stond ik op een veld in Nistelrode
(Ik zat net op de middelbare school)
En maakte daar mijn allereerste goal
Waarna ik juichend te veel blijdschap showde.

Terwijl de keeper mij met blikken doodde
En iemand naar mij schreeuwde: “Halve zool!”
Was ik toen voor mezelf een soort idool
En dacht: dit wordt een gouden periode.

Die brak niet aan. Ik scoorde sindsdien zelden
En lukte het, dan nooit zo wonderschoon
Dat men het in de kranten kon vermelden.

Als leider van het elftal van mijn zoon
Kwam ik terug daar op diezelfde velden.
Hij scoorde ook, maar vond dat heel gewoon.  

donderdag 21 maart 2013

VV De Zaert 2

Ze heten Marcel, Michel, Gerard, Peter
En Willem, Erik, Harrie, Toine en Frans
En ook nog Ben en Sjaak en Peer en Hans.
Ze worden geen van allen ooit nog beter.

De een heeft elke week een losse veter,
Een ander gaat het liefst voor eigen kans
Bij drie zijn wil en kan nog in balans
En nummer vier die vecht voor elke meter.

Ze hebben steeds twee shirtjes meegenomen:
Het ene grijs, de kleur van ieders haar,
Het tweede rood. Zij die het eerste komen
Bepalen wie er spelen met elkaar.

De grijzen winnen meestal, dat is waar,
De roden evenwel die blijven dromen.

zaterdag 16 maart 2013

Rectificatie

Dan sta je eens een keertje in de krant
Waarin men jou van alles laat beweren
En dan, verdomme, moet je constateren:
Zo brengt de krant dus leugens in het land.

Al is het een detail, niet relevant,
Zo'n foutje maakt mijn stemming kut met peren.
De krant zal zoiets niet rectificeren
Dus neem ik maar het recht in eigen hand.

Het klopt: ik word de dichter van Bernheze
Maar dat hier ook mijn wieg stond is niet waar
En had de lezer dus niet mogen lezen.

Ik ben hier noch geboren noch getogen,
Dat heeft de journaliste echt gelogen.
Ik ben en blijf altijd een Udenaar.

vrijdag 15 maart 2013

Gemeentedichter, wat is dat eigenlijk?

“Wat is dat?” vraagt de knappe journaliste
Terwijl haar blik zich in mijn ogen boort.
“Gemeentedichter? Nooit nog van gehoord.”
Ze kijkt alsof ze zich enorm vergiste.

Ik stamel wat: “Het is niet echt omschreven.
Een taakomschrijving is er, vrees ik, niet.
Ik heb wel plannen,” klinkt het wat gratuit,
“Om aan die taak een eigen draai te geven.”

Ze lacht me toe, maar is niet echt tevreden.
Ze heeft zich vast iets anders voorgesteld
Toen zij daarnet bij mij heeft aangebeld.
Iets leuks misschien, of vol diepzinnigheden.

Toch vraagt ze voor ze gaat of ik wellicht
Voor bij het stukje in de krant iets dicht. 

vrijdag 1 maart 2013

VV de Zaert


Om tien uur 's avonds op de donderdagen
Dan gaat een clubje mannen naar de Zaert.
Ze zijn al oud, hoewel nog niet bejaard
En durven nog een korte broek te dragen.

Hun tempo is een beetje gaan vertragen
En schoten hebben niet meer zoveel vaart.
Al is het spelpeil soms betreurenswaard
Op voetbal lijkt het heus nog wel bij vlagen.

Daar gaat het om, dat jeugdige gevoel
Van lekker tegen leer te kunnen schoppen,
De bal te kunnen schieten in het doel.

En naderhand het tappen van wat moppen,
Het praten over, nooit een saaie boel.
Ze zijn te jong om hier al mee te stoppen.